De afgelopen weken had het deel van mijn fractie dat al wat langer meeloopt ernstig last van déja vû. Ineens waren we weer terug in de tijd dat iedere, maar dan ook iedere, raadsvergadering uitmondde in een langdurige strijd over wel of niet bouwen, hoeveel, waar en de rode contour natuurlijk. Het maakte niet uit wat er op de agenda stond, ook al ging het over de prijs van paspoorten, er werd altijd wel weer een aanknopingspuntje gevonden. En terwijl een aantal raadsleden hun rituele ritje op het eigen stokpaardje maakte, zakte de rest van de raad onderuit en wenste dat ze naar huis kon gaan.

 

Gelukkig is het de laatste jaren hier in de raad anders gegaan. En hoewel ik weet dat de wereld buiten deze zaal er vaak anders over denkt, zijn er deze periode ook vruchtbare discussies geweest over allerlei mogelijke onderwerpen zonder altijd alleen maar de eigen stellingen te betrekken. Ondanks dat het zeker niet altijd vreedzaam ging, en er natuurlijk ook harde noten zijn gekraakt, is de sfeer in de raad stukken beter dan in de twee periodes hiervoor en wordt er regelmatig samengewerkt tussen partijen.

Dat zal onder andere te maken hebben met de economische- en bouwcrisis die we hebben gehad. Niemand wilde iets bouwen dus de meeste bouwplannen bleven op de plank liggen. En de vraag is of de gemeente daar slechter van is geworden. Dat is ook een kwestie van smaak natuurlijk, GroenLinks denkt daar anders over dan partijen die per definitie vinden dat ieder stukje grond er beter van wordt als er een huis op staat. Maar feit is dat de doemscenario’s die, net als nu, ook voor de crisis opgeld deden niet zijn uitgekomen. Soest is niet ten onder gegaan.

En mede daarom vindt GroenLinks het echt heel erg jammer dat dit college onder leiding van coalitiepartij Soest2002 en oppositiepartij Gemeentebelangen Groen Soest elkaar, met zichtbaar genoegen, in de haren vliegen over bouwen, niet bouwen, getallen, locaties, rode contour. De betonliefhebbers tegenover de ambassadeurs van openluchtmuseum Soest. Je zou bijna denken dat ze blij zijn dat ze hun reden van bestaan hebben teruggevonden nog net op tijd voor de komende verkiezingen.

Het is vooral jammer omdat de discussie over aantallen nooit ergens toe leidt. In die zin kun je ook je schouders ophalen, wat maakt het uit. We hebben namelijk ook vastgesteld dat er 200 extra sociale woningbouwwoningen moeten komen, heeft u ze al gezien? En we hebben op basis van prognoses ook besloten dat er creatieve oplossingen gevonden moesten worden voor vergunninghouders, niks van terecht gekomen. Wonen met welzijn en zorg, voor de zoveelste maal is de behoefte berekend en in tabelletjes gezet, maar in praktische zin is er niks gebeurd. Zelfs een voorlichtingsprogramma over langer thuis wonen, dat andere gemeenten allang hebben, blijkt in Soest een hele ingewikkelde zaak, maar dit terzijde. Wel is er tot genoegen van velen dan eindelijk een korfbalveldje volgebouwd met zwaar gesubsidieerde ‘starterswoningen’.

Streefaantallen blijken maar al te vaak een papieren werkelijkheid die vaak door de actualiteit wordt ingehaald. Belangrijker nog, in beton gegoten streefaantallen frustreren een discussie over kwaliteit. Wat willen we? Wat voegt nou echt iets toe? Hoe voorkomen we dat we zoals in het verleden in een tunnelvisie van groei en getallen terecht komen en niet meer om ons heen kijken naar wat er nu al gebeurt en wat er nodig is om de kwaliteit van leven in Soest en Soesterberg te verbeteren, zowel fysiek als in sociaal opzicht. Hoe kunnen we ruimtelijk beleid benutten om ‘samenleven’ en ‘voor elkaar zorgen’ mogelijk te maken, nu minder zelfredzame mensen langer thuis moeten blijven wonen. GroenLinks zou zo’n discussie graag zien en dan vooral ook met inbreng van inwoners en niet alleen hier in de raad.

Bij aanvang van deze raadsperiode heeft GroenLinks dit college een retro-college genoemd. Gelukkig blijkt dat niet op alle onderwerpen waarheid te zijn geworden. Maar als we de start van deze nieuwe rood-groen discussie zien lijkt die kwalificatie toch wel weer te kloppen. Wij zouden dan ook de raad willen oproepen niet terug te gaan in de tijd, groei in kwantiteit niet als doel te zien maar te focussen op ontwikkeling van kwaliteit.

En mocht dan, aan het einde van de rit, blijken dat er een stukje bos of weiland moet wijken of dat er in het landelijk gebied weer meer gewoond mag worden dan zal GroenLinks daar zeker niet bij voorbaat voor gaan liggen