Maandelijks houdt Ruud van Zomeren u op de hoogte van de zaken die voorbij gekomen zijn in de gemeente politiek. Zo ook deze maand:Twee thema’s beheersten deze maand de politieke gemoederen, namelijk de gang van zaken rond Koningsdag en de herinrichting van Soesterberg Noord.

 

Koningsdag, een koningsdrama!

Het schijnt, aldus het College, dat allerhande zaken rond Koningsdag niet goed verlopen,d.w.z. in Soest, want in Soesterberg lijken geen problemen te zijn.Het College kwam dan ook met een fors opgetuigd plan voor een revival van de koningsdagviering, uitmondend in het voorstel Koningsdag te laten organiseren door een zogenaamde Koningsdagkoepel, waarin een groot aantal maatschappelijke organisaties vertegenwoordigd zou moeten zijn. Het behoeft geen betoog dat dit plan volstrekt tegen het zere been van het huidige Oranjecomité was. Zonder nu het volledige ‘koningsdagdrama’ uit de doeken te doen, daarover is reeds
uitvoerig in de lokale en regionale media bericht, volsta ik met de vermelding van ons fractiestandpunt, dat wij meermaals in de Raad hebben geventileerd. De GroenLinksfractie vraagt zich, om te beginnen, af wat nu feitelijk het probleem is - Dat wordt uit het collegevoorstel niet echt duidelijk – en áls er dan al een probleem zou zijn, hoort dat ons inziens überhaupt niet thuis in de politiek, maar hoort thuis in de particuliere sector waar het door betrokken partijen moet worden opgelost. Met dit standpunt vormden wij, samen met nog enkele kleine raadsfracties, een duidelijke minderheid, zodat het collegevoorstel, met inbegrip van de vorming van die Koningskoepel, met een forse meerderheid van stemmen is aangenomen.

Herinrichting Soesterberg Noord

Dit gebied, met het ‘verrommelde’ bedrijventerrein, maakt deel uit van het Masterplan Soesterberg en is door het Rijk aangewezen als proefgebied voor de Crisis- en Herstelwet, waarmee tevens een forse financiële impuls gepaard gaat. Voor dit gebied lag nu een bestemmingsplan op tafel, dat de Gemeenteraad moest vaststellen. Onze fractie kon zich prima vinden in het grootste deel van het plan, een echt huzarenstukje van de betrokken ambtelijke afdeling. Echter, met één aspect van het plan hadden en hebben wij grote moeite. Bij wijze van scheiding tussen de vliegbasis, in casu het Nationaal Militair Museum en het dorp Soesterberg, staat namelijk een aantal zogenaamde ‘landmarks’ geprojecteerd, smalle, relatief hoge (23 meter) Flatgebouwen, waarin woningen zijn voorzien. Die doen volgens ons afbreuk aan het dorpse karakter van Soesterberg Noord en passen, aldus fractievoorzitter Rosan Coppes, ook niet bij het bijzondere karakter en de ruimtelijke beleving van de vliegbasis. Veel inwoners van Soesterberg hebben zich in de afgelopen jaren eveneens uitgesproken tegen hoogbouw in hun dorp.
Voorafgaand aan de besluitvormende vergadering had onze fractie een amendement opgesteld, waarin stond aangegeven dat de maximum bouwhoogte drastisch moet worden ingeperkt. Na toetsing bij collega-fracties bleek dat velen evenmin gelukkig waren met de hoogbouw en er leek zich dan ook even een meerderheid voor ons amendement af te tekenen. Verantwoordelijk wethouder Pijnenborg echter had reeds in een eerder stadium de discussie op scherp gezet door aan te geven dat er reeds een contract met een projectontwikkelaar was getekend en dat, als er aan de bouwhoogte getornd zou gaan worden, de zaak zou stranden, met alle financiële gevolgen voor de gemeente van dien. De meeste raadsleden lieten zich hierdoor overtuigen… Een dergelijke opstelling van een wethouder achten wij kwalijk, aangezien de Raad in alle vrijheid moet kunnen besluiten over een Bestemmingsplan en dit naar bevind van zaken moet kunnen wijzigen of zelfs verwerpen. De fractie van D66 kwam nog met een motie, die het College vroeg, nadat het Bestemmingsplan zou zijn vastgesteld, draagvlak te bevorderen tussen inwoners en de betrokken ontwikkelaar. GroenLinks ziet hier niets in. Immers na vaststelling van een Bestemmingsplan liggen de juridische kaders vast en kan een ontwikkelaar binnen die kaders doen wat hem goeddunkt. Naar ons idee worden de inwoners van Soesterberg Noord op deze wijze “met de handen op de rug gebonden de boksring ingestuurd”… Ondanks alle mooie kanten, die dit Bestemmingsplan wel degelijk ook heeft, heeft de GroenLinksfractie uiteindelijk tegengestemd, hetgeen overigens de Raad niet heeft belet het plan, inclusief de D66-motie, aan te nemen.

Toekomst Huishoudelijke Hulp

Tot slot nog een paar opmerkingen over dit onderwerp. Het betreffende collegevoorstel had tot doel de criteria voor het toekennen van Huishoudelijk Hulp nog wat verder aan te scherpen, teneinde efficiencywinst, maar zeker ook bezuinigingen te kunnen boeken. Op zich bestaat hiertegen niet zoveel bezwaar.
Moeite had onze fractie wel met onderstaande zinsnede uit de ‘kernboodschap’ van het raadsvoorstel: “bij verwachte levenslange beperkingen mensen van boven de 75 jaar een indicatie te geven voor huishoudelijke hulp zonder einddatum.”
Ons probleem zit hem in het stukje “boven de 75 jaar”. Immers, ook mensen jonger dan 75 jaar kunnen ernstige, blijvende beperkingen hebben, op grond waarvan zij huishoudelijke hulp nodig hebben. De crux zit natuurlijk in het begrip “blijvende beperking”, een beperking dus, die niet te behandelen of te genezen is en die dus ook niet ‘overgaat’. Samen met een aantal Oppositiepartijen diende GroenLinks een amendement op het raadsvoorstel in om de leeftijdsgrens van 75 te schrappen. De Coalitiepartijen onder leiding van de VVD vroegen het College bij motie de Raad in het eerste kwartaal van 2017 te informeren over de wijze waarop het College denkt vast te stellen dat bepaalde beperkingen levenslang zijn, de mogelijkheden om bij te verwachten levenslange beperkingen een indicatie af te geven voor de lange termijn van maximaal 4 jaar, de mogelijkheid om in geval van herindicatie te volstaan met een lichte toets, zodat inwoners met naar verwachting levenslange beperkingen niet nodeloos het bestaan van die beperking behoeven aan te tonen enzovoort. Zowel ons amendement als deze motie werden aangehouden, in afwachting van een voorstel van het College op dit punt, waarover de Raad in het eerste kwartaal van 2017 zijn oordeel zal kunnen geven.